De zendbrief van Polycarpus aan de Filippenzen

Het is niet helemaal duidelijk wanneer Polycarpus deze zendbrief aan de Filippenzen heeft geschreven. Bij een aantal van de referenties naar Ignatius lijkt de laatste al de marteldood te hebben ondergaan, maar in hoofdstuk 13 vraagt Polycarpus naar zijn lot. Onder wetenschappers wordt gedicussieerd over een mogelijke samenvoeging van twee letters, doorgaans wordt echter hieruit begrepen dat deze brief na Ignatius laatste vertrek naar Rome is geschreven, maar voordat het nieuws van zijn dood Smyrna heeft bereikt. Dat plaatst de brief zo rond 110. Zowel volgens Irenaeus, die persoonlijk onder de prediking van Polycarpus heeft gezeten, en Tertullianus was Polycarpus een leerling van Johannus de Apostel.

Deze vertaling is niet uit het originele Grieks gemaakt, maar weer van een Engelse vertaling uit het publieke domein.


De zendbrief van Polycarpus aan de Filippenzen

Polycarpus, en de diakenen met hem, aan de Kerk van God, verblijvende in Filippi: genade zij met u, en vrede van God Almachtig, en van de Heere Jezus Christus, onze Redder, wees vermenigvuldigd.

Hoofdstuk 1: Lof aan de Filippenzen

Ik ben enorm verheugd met u in onze Heere Jezus Christus, want u hebt het voorbeeld van echte liefde [zoals weergegeven door God] gevolgd, en hebt vergezeld, en bent geworden, degenen die gebonden waren met ketenen, de passende ornamenten van de heiligen, en welken inderdaad de diademen zijn van de waarlijk uitverkorenen van God en onze Heere; en u hebt de sterke wortel van het geloof, waarvan gesproken is in dagen die reeds lang voorbij zijn, voortdurend zelfs tot nu, en brengt voort vruchten tot onze Heere Jezus Christus, die voor onze zonden geleden heeft tot de dood toe, maar “die God opgewekt heeft van de doden, hebbende verlost de banden van het graf”. “In wie, ook al ziet u hem nu niet, u gelooft, en gelovende, verheugt met onuitsprekelijke vreugde en vol van glorie”; in welke vreugde veel wensen binnen te komen, wetende dat u “door genade bent gered, niet door werken”, maar door de wil van God door Jezus Christus.

Hoofdstuk 2: Een vermaning tot deugd

“Daarom, gordenende uw lendenen op”, “dient den Heere in vreze” en waarheid, als dezen, hebbende verloochend de ijdele, lege woorden en zonden van de menigte, en “geloof in Hem die onze Heere Jezus Christus uit de doden heeft op doen staan, en hem eer heeft gegeven”, en een troon heeft gegeven aan Zijn rechterhand. Aan Hem zijn alle dingen in hemel en aarde onderworpen. Elke geest dient hem. Hij komt als de Rechter van de levenden en de doden. Zijn bloed zal God van degenen eisen die niet in Hem hebben geloofd. Maar Hij die Hem uit de doden heeft op doen staan, zal ons ook uit de doden op doen staan, als wij Zijn wil doen, en wandelen in Zijn geboden, en liefhebben wat Hij liefheeft, houdende onszelf van alle ongerechtigheid, hebzucht, liefhebberij van geld, kwaadsprekerij en valse getuigenis. “Vergeldt niet kwaad voor kwaad, of schelden voor schelden”, of klap voor klap, of vervloeking voor vervloeking, maar houdt in gedachten dat de Heere heeft gezegd in Zijn prediking: “Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt”, “laat los, en gij zult losgelaten worden”, “wees barmhartig, dan gij zult barmhartigheid geschieden”, “met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden”, en nogmaals: “zalig zijn de armen, en degenen die vervolgd worden om de rechtvaardigheid wille, want hun is het koninkrijk van God.

Hoofdstuk 3: Uitingen van persoonlijke onwaardigheid

Deze dingen, broeders, schrijf ik tot u over rechtvaardigheid, niet omdat ik op mijzelf wil nemen, maar omdat u mij uitgenodigd heeft om dat te doen. Want noch ik, noch iemand anders, kan tot de wijsheid komen van de gezegende en verheerlijkte Paulus. Hij, wanneer hij onder u was, heeft het woord der waarheid accuraat en volhardend verkondigd in de aanwezigheid van degenen die toe leefden. En wanneer hij van u gescheiden was, schreef hij u een zendbrief, welke, als u hem zorgvuldig bestudeerd, u hem bevindt als het middel om u door het geloof op te bouwen, welke u gegeven is, en welke, wanneer gevolgd door de hoop en voorgegaan door de liefde tot God, en Christus, en onze naaste, “is de moeder van ons allen”. Want als iemand deze gaven inwaarts bezit, dan heeft hij vervuld het commando van de rechtvaardigheid, omdat hij die liefde heeft ver is van alle zonden.

Hoofdstuk 4: Verschillende vermaningen

“Maar de liefde tot geld is de wortel van alle kwaad”. Wetende, daardoor, dat “zoals we niet in deze wereld gebracht hebben, zullen we met niets de wereld weer verlaten”, laten we onszelf bewapenen met het schild van rechtvaardigheid. En laat ons onszelf leren, ten eerste, om in de geboden van de Heere te wandelen. Leert uw vrouwen te wandelen in het geloof dat aan hun gegeven is, en in liefde en puurheid, teder liefhebbende hun man in alle waarheid, en alle andere even erg liefhebbende in alle kuisheid. En hun kinderen op te voeden in de kennis en vrees van de God. Leert de weduwen om discreet te zijn, zoals het het geloof in God betaamd, biddende voortdurend voor allen, verre zijnde van alle lastering, kwaadsprekerij, valse getuigenis, liefde van geld, en alle soorten van kwaad. Wetende dat zij het altaar van God zijn en dat Hij alles ziet, en dat niets is verborgen van Hem, geen beweringen, reflecties, noch de geheime dingen des harts.

Hoofdstuk 5: De taken van de diakenen, jongeren en maagden

Wetende dan, dat “God niet met zich laat spotten”, moeten wij naar waardigheid van Zijn geboden en eer wandelen. Op dezelfde manier moeten de diakenen smetteloos zijn voor het gezicht van Zijn rechtvaardigheid, als de dienaars van God en Christus, en niet van mensen. Zij moeten geen kwaadsprekers zijn, of vals van tong, of liefhebbers van geld, maar matig zijn in alle dingen. Meelevend, hardwerkend, wandelend naar de waarheid van de Heere, die de dienaar van allen was. Als we hem tevreden stellen in deze tegenwoordige wereld, dan ontvangen wij ook de toekomstige wereld, zoals Hij belooft heeft aan ons dat Hij ons uit de doden op zal wekken, en dat als wij naar Zijn waardigheid leven, dan “zullen we ook regeren, samen met Hem”, op voorwaarde dat we geloven.

Op dezelfde manier, laat de jonge mannen ook smetteloos zijn in alle dingen. In het bijzonder zorgzaam zijn om puurheid te bewaren, en zichzelf af te keren, als met een teugel, van alle soorten van kwaad. Want het is goed als zij zijn losgesneden van de lusten die er in de wereld zijn, want “elke lust voert oorlog tegen de geest” en “noch hoereerders, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen zullen het Koninkrijk Gods beërven”, en noch degenen die dingen inconsistent en onbetamelijk doen. Daarom is het nodig om al deze dingen te verzaken, en onderworpen te zijn aan de priesters en diakenen, en aan God en Christus. De maagden moeten ook wandelen in een smetteloos en puur geweten.

Hoofdstuk 6: De taken van priesters en anderen

En laat de priesters liefdevol en genadig richting eenieder wezen. Degenen terugbrengen die dolen, de zieken bezoeken en de weduwe, de wees en de arme niet verwaarlozen, maar altijd “voorzien datgene wat betamelijk is in de ogen van God en mens”. Alle wraak, aanzien van mensen en onrechtvaardige oordelen verzaken, een grote afstand houden van alle hebzucht, niet snel een slecht verslag van iemand geloven, niet streng zijn in het oordeel, wetende dat wij allen onder een zondeschuld liggen. Als we dan God vragen om ons te vergeven, dan moeten wij ook bereid zijn te vergeven. Want wij zijn voor de ogen van onze Heer en God, en “we moeten allemaal verschijnen voor de rechterstoel van Christus, en moeten allemaal een verslag brengen van onszelf”. Laten we dan Hem dienen in vrees en met alle eerbied, zoal Hijzelf ons bevolen heeft en zoals de apostelen die het evangelie ons gepredikt hebben en de profeten die de komst van de Heere aangekondigd hebben [ons hebben geleerd]. Laat ons dan ijverig dat wat goed is najagen, onszelf verre houden van belediging, van valse broederen, en van hypocrieten die zichzelf Christen noemen en ijdele mensen in ketterij leiden.

Hoofdstuk 7: Ontwijk de Docatae, en volhard in vasten en bidden

“Want degene die niet belijdt dat de Jezus Christus gekomen is in het vlees, is de antichrist”, en die niet gelooft in de getuigenis van het kruis is van de duivel, en zo wie de orakels van God naar zijn eigen lusten perverteert en dus zegt dat er geen Wederopstanding en Oordeel komt, hij is de eerstgeborene van de Satan. Daarom, verzakende de ijdelheid van velen en hun valse leer, laten we terugkeren naar het woord dat ons is overgeleverd van den beginne. “Wakende en biddende” en volhardende in het vasten. Verzoekende in onze smeekbeden de alziende God om ons niet in verzoeking te lijden, zoals God het heeft gezegd: “de geest is waarlijk willende, maar het vlees is zwak.”

Hoofdstuk 8: Volhard in hoop en geduld

Laat ons dan voortdurend volharden in onze hoop, en de eerlijkheid van onze rechtvaardigheid, die Jezus Christus is, “die onze zonden in zijn eigen lichaam aan een boom heeft gedragen”, “die geen zonden deed, en waar geen bedrog in zijn mond te vinden is”, maar onderging alle dingen voor ons, zodat wij in Hem mogen leven. Laat ons dan navolgers zijn van Zijn geduld, en als wij lijden voor Zijn naam, laten we Hem dan de eer geven. Want Hij heeft ons dit voorbeeld gegeven in zichzelf, en wij hebben geloofd dat dit de waarheid is.

Hoofdstuk 9: Geduld berekend

Ik vermaan daarom u allen om u te onderwerpen aan het woord der rechtvaardigheid en om alle geduld uit te voeren, zoals u als voorbeeld hebt gehad. Niet alleen in de zaak van de gezegende Ignatius en Zosimus en Rufus, maar ook in anderen onder u en in Paulus zelf en de rest van de apostelen. Doe deze dingen in verzekering dat al deze dingen niet voor niets zijn gebeurd, maar in geloof en rechtvaardigheid, en dat de martelaren nu op hun verdiende plek in de aanwezigheid van de Heere zijn, met wie zij ook geleden hebben. Want zij hielden niet van de tegenwoordige wereld, maar van Hem die voor ons gestorven is, en voor ons opnieuw is opgewekt door God uit de doden.

Hoofdstuk 10: Vermaning tot de praktijk der deugd

Volhard daarom in deze dingen en volg het voorbeeld van de Heere. Wees standvastig en onveranderlijk in het geloof, liefhebbende de gemeente, en wees aan elkaar verbonden, samengebonden in de waarheid. Stel de zachtmoedigheid van de Heere ten toon in uw omgang met elkaar, en veracht niemand. Wanneer u goed kunt doen, stel het dan niet uit, want “de aalmoes redt van de dood”. Wees allen onderworpen aan elkaar, “houdende uw wandel eerlijk onder de heidenen”, zodat u lof moogt ontvangen voor uw goede werken en de Heere niet gelasterd wordt om u. Maar wee hem om wie de naam van de Heere wordt gelasterd. Onderwijst daarom soberheid aan allen, en toon het ook in uw eigen gedrag.

Hoofdstuk 11: Uiting van verdriet om het verhaal van Valens

Ik ben enorm bedroefd voor Valens, die ooit een priester onder u was, omdat hij zo weinig begrijpt van de plek die hem is gegeven [in de kerk]. Ik vermaan u daarom dat u zich onthoudt van hebzucht en dat u kuis en waarachter bent. “Onthoudt u van elke vorm van kwaad”. Want als een man zichzelf niet kan regeren in deze zaken, hoe kan hij dit dan opleggen aan anderen? Als een man zichzelf niet onthoudt van hebzucht, dan wordt besmeurd door afgoderij, en zal hij veroordeeld worden als een der heidenen. Maar wie van ons kent het oordeel van de Heere niet? “Weten wij niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen?”, zoals Paulus ons leert. Maar ik heb zulke dingen onder u niet gezien en gehoord, onder u waar de gezegende Paulus heeft gewerkt, en die wordt geprezen in het begin van zijn zendbrief. Want hij schept op over u in alle Kerken die toen de Heere kenden, maar wij van Smyrna kenden Hem toen nog niet. Ik ben daarom diep bedroefd voor Valens en zijn vrouw, aan wie de Heere echte berouw moge schenken. En weest u mild over deze zaak en “tel dezen niet onder uw vijanden”, maar roep hun terug als lijdende en verdwaalde leden, dat u daar uw hele lichaam mee moogt redden. Want door zo te werken kunt u uzelf stichten.

Hoofdstuk 12: Vermaning tot verschillende genadegaven

Want ik vertrouw erop dat u goed bekend bent met de Heilige Schrift en dat niets verborgen is voor u, maar ik heb dit privilege nog niet. Er staat geschreven in de Heilige Schrift, “wordt toornig en zondigt niet” en “de zon ga niet onder over uw toornigheid”. Zalig is hij die dit onthoudt, waarvan ik geloof dat dat bij jullie ook zo is. Maar moge de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, en Jezus Christus zelf, die de Zoon van God is, en onze eeuwige Hogepriester, u opbouwen in geloof en waarheid, en alle zachtmoedigheid, vriendelijkheid, geduld, lankmoedigheid, verdraagzaamheid en reinheid. En moge hij u een plaats en een deel onder Zijn heiligen schenken, en aan ons met u en aan allen die onder de hemelen zijn die geloven in onze Heere Jezus Christus en in Zijn Vader, die “Hem opgewekt heeft uit de doden”. Bid voor alle heiligen. Bid ook voor koningen, en potentaten, en prinsen, en voor degenen die u vervolgen en u haten. En voor de vijanden van het kruis dat uw vruchten zichtbaar mogen zijn voor allen en dat u perfect moge zijn in Hem.

Hoofdstuk 13: Over de overdracht van de zendbrieven

Zowel u als Ignatius schreven aan mij dat als iemand van hier naar Syrië zou gaan, dat hij dan uw brief met hem mee zou nemen, welk verzoek ik zal doen als ik een passend moment kan vinden, zowel persoonlijk als door iemand anders die in mijn naam handelt, zodat uw verzoek wordt ingewilligd. De zendbrief van Ignatius, geschreven door hem aan ons, en alle andere [van zijn zendbrieven] die we hier hebben, hebben we doorgestuurd naar u, zoals u heeft gevraagd. Ze zijn samengevoegd aan deze zendbrief, en u kunt grotelijks bevoordeeld worden door deze brieven. Want ze gaan over geloof en geduld en alle dingen die stichten in onze Heere. Als u meer zekere informatie hebt gekregen over Ignatius zelf of van de mensen die met hem zijn, laat ons dat dan weten.

Hoofdstuk 14: Conclusie

Deze dingen heb ik geschreven tot u met behulp van Crescens, die ik tot nu toe ook altijd hebt aangeraden aan u en ook nu nog aanraadt. Want hij gedraagt zich voortreffelijk onder ons en, naar ik geloof, onder u. Daarbij, houdt zijn zuster in ere als zij tot u komt. Wees veilig in de Heere Jezus Christus. Genade zij met u allen. Amen.